"Meer samenwerking tussen agrariërs en waterschap nodig"
“Vroeger was ik regelmatig bij mijn opa op het land te vinden. Hij had een boerderij met wat koeien en een boomgaard. Hij zei toen al eens: ‘de manier waarop we nu werken kan zo niet oneindig doorgaan’. Daarmee doelde hij op het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Aan de andere kant begreep hij wel goed dat de oogsten daardoor ook beter waren. Toch voorzag hij toen al dat we uiteindelijk een ander pad zouden moeten inslaan. Die omslag is nu gaande. Zijn kijk op de zaken toen zorgde ervoor dat mijn belangstelling werd gewekt: ik ging bodemkunde studeren. Gaandeweg verlegde ik het accent naar water. Ik ben betrokken geweest bij de Deltawerken van de Oosterschelde – welke gevolgen had de bouw hiervan voor vogels, vissen, de mosselcultuur? Later heb ik lange tijd bij Rijkswaterstaat gewerkt, onder andere aan de derde nota waterhuishouding. Daarna volgden andere functies waar steeds water en de relatie van water tot onze natuur, ons mensen, ons land in het algemeen centraal stond. En in 2009 werd ik dijkgraaf.”
“De Kop van Noord-Holland is een heel bijzondere plek om dijkgraaf te zijn. Negentig procent van het gebied ligt onder zeeniveau. Dijkversterking is dan ook een belangrijk onderdeel van ons dagelijks werk. Toch is nog altijd het merendeel van de mensen zich totaal niet bewust van wat een leven onder het zeeniveau inhoudt. Dat wil zeggen: totdat er ineens een flinke herfststorm met een enorme bui regen langskomt en de straten deels onder water komen te liggen - dan leeft het onderwerp even op. Terwijl wij ons dagelijks inzetten om ervoor te zorgen dat iedereen zo droog mogelijk blijft. In één zin zorgen wij voor droge voeten, voldoende drinkwater en schoon buitenwater, oftewel slootwater. Dat is een enorme opgave, zeker nu klimaatverandering en zuiveringsproblematiek dé twee grote thema’s zijn. Dit maakt ook dat we steeds vaker nóg meer samenwerking en verbinding zoeken met de agrarische sector: zij hebben ons nodig en wij hebben hen nodig. Waterkwaliteit hangt onder andere af van het gebruik van bestrijdingsmiddelen die via verschillende manieren in het water terechtkomen. We willen vanzelfsprekend dat er zo min mogelijk middelen in het oppervlaktewater belanden. We begrijpen dat dit niet in één dag geregeld kan zijn, dus zijn we op zoek naar kennis en ervaring. En natuurlijk hebben agrariërs gewoon water nodig om hun werk te kunnen doen, dat realiseren we ons ook heel goed.”
“Door het drogere klimaat zien we steeds meer langere pieken in het waterverbruik: de zomer is normaal gesproken niet alleen het droogste seizoen, maar het is ook hét groeiseizoen voor veel agrariërs. Juist daardoor ontstaat er een grote vraag naar water, waar we zo spaarzaam mogelijk mee om moeten gaan. Al het benodigde zoete water komt via Schardam helemaal tot in bollengebied Breezand, maar op is op. Aan de andere kant zien we in het najaar steeds meer clusterbuien. Dat brengt een andere vraag met zich mee: gaan we daar iets mee doen of accepteren we de schade die zulke enorme regenbuien met zich meebrengen? Daarnaast leidt droogte ook tot meer verzilting. Is dat een kans of een risico? Op Texel maken agrariërs nagenoeg geen gebruik van zoet water. Waarom doen we dat op het vasteland dan wel? En hoe gaan we om met water dat steeds zouter wordt? Voor een antwoord op dit soort vragen is kennisdeling van groot belang en daarin vinden we een partner in GreenPort en het thema ‘Water en bodem’ van project EFRO-EVERGREEN sluit hier natuurlijk heel mooi op aan. Daarnaast zijn we bezig een zoet-zout expertisecentrum op te richten. En binnen het LTO gebeurt ook al veel binnen dit thema. Kortom, er is al best veel aandacht voor maar wat mij betreft mag het nóg meer zijn. Zeker in bijvoorbeeld samenwerking tussen agrariërs en het waterschap, om maar wat te noemen. Het zijn twee totaal verschillende werelden waarin anders wordt gedacht. Het is prachtig om die gedachten te delen zodat we samen verder komen.”
Bron: GreenPort NHN