Op 24 oktober stuurde minister Van der Wal een brief over de voortgang van de Provinciaal Programma Landelijk Gebieden (PPLG's) naar de Tweede Kamer. LTO Nederland leest een mismatch tussen enerzijds de ambities en doelen van het Rijk en anderzijds die van de provincies. De organisatie ziet daarom dat het proces vastloopt en dat leidt tot vertraging van de PPLG's. De verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en Regio blijft onhelder en wordt door technische en bureaucratische beoordelingen van rijkswege omgeven. Dit leidt niet tot een concrete aanpak en perspectief voor de land- en tuinbouw.
Nu al staat vast dat er te weinig middelen zijn om alle structurerende keuzes te realiseren. De minister is er wel zeer duidelijk over dat financiële middelen pas vrij kunnen komen wanneer provincies zich conformeren aan de randvoorwaarden en structurerende keuzes die het Rijk stelt. LTO concludeert dat, door deze dreigende top-down benadering vanuit het Rijk, de onzekerheid voor boeren en tuinders voorlopig niet wordt weggenomen.
Er lijkt een patstelling te ontstaan tussen enerzijds provinciale gebiedsplannen en anderzijds de eisen die de Rijksoverheid aan de gebiedsplannen stelt. Het enige waar de minister zeer duidelijk over is, is commitment op voorhand wat zij de provincies vraagt op de eisen van het Rijk; eisen die overigens geen richting of antwoord geven op de vele vragen en opmerkingen van de provincies. Zo is er weinig aandacht voor de praktische en haalbare uitvoering van de plannen, wat tot gevolg zal hebben dat boeren jarenlang in onzekerheid blijven over de uitwerking van de plannen in hun gebied.
Toen het Rijk in juni 2022 de plannen voor het NPLG presenteerde, heeft LTO gewaarschuwd voor chaos in het voorgestelde proces. Anderhalf jaar later liggen er plannen met nog veel open uiteinden en onzekerheden voor de ontwikkeling van de landbouw, maar ook onzekerheid over verbetering van de natuur en over de ruimte voor gewenste maatschappelijke ontwikkelingen. Bovendien dreigt er nu een top-down benadering vanuit het Rijk, waarbij al het (goede) werk van de provincies en de partners in het veld, waaronder de regionale LTO-vertegenwoordigers, aan de kant wordt geschoven. Om het NPLG en PPLG tot een succes te maken, moet het Rijk de gebiedsprocessen een kans geven en aangeven hoe ze om wil gaan met haar torenhoge ambities versus het niet-toereikende budget.
Voorstel LTO
LTO stelt opnieuw dat een toekomstbestendige en dus economisch renderende land- en tuinbouw een primaire voorwaarde als structurerende keuze voor alle PPLG’s en het NPLG is. Een visie op voedsel en het belang van de land- en tuinbouw, met bijbehorende financiële kaders en garanties, moet worden gezekerd in de structurerende keuzes. LTO adviseert daarom met klem: :
- Neem Landbouwstructuurversterking als centraal uitgangspunt
De landbouwstructuurversterking zou ook een primair doel van het NPLG en elk onderliggende PPLG moeten zijn. Net zoals het creëren van perspectief voor de land- en tuinbouw een primaire opgave is in elk GGA-proces. - Werk met scenario’s om afgewogen keuzes te kunnen maken
Door te werken met verschillende scenario’s met concrete maatregelen en doelen, kan er een weloverwogen afweging gemaakt worden tussen beschikbare middelen en het bereiken van de gestelde doelen. Financiën vormen immers een beperkende randvoorwaarde. De bedrijfseconomische gevolgen van de structurerende keuzes van het NPLG en PPLG voor agrarische bedrijven moeten afgewogen worden, waarbij compensatie nodig is als er maatregelen in de gebieden genomen worden die leiden tot achteruitgang in verdienvermogen. - Breng monitoring op orde
De monitoring in N2000-gebieden moet op orde gebracht worden. Uit de huidige natuurdoelanalyses (NDA’s) blijkt dat er onvoldoende zekerheid over de toestand van de natuur is, en of deze verbetert of verslechtert. Zonder adequate monitoring van de natuurdoelen en analyse van de drukfactoren is geen langjarig beleid vast te stellen. Het op orde brengen van de monitoring geldt overigens niet alleen voor het natuurdossier. Ook bijvoorbeeld rondom (oppervlakte-)waterkwaliteit en agrarische opgave en handelingsperspectief liggen op dit terrein nog serieuze uitdagingen. - Betrek grond en landgebruik evenwichtiger in de keuzes
De Rijksoverheid lijkt vooruit te willen lopen met maatregelen in bijvoorbeeld beekdalen en veengebieden. De vraag is of hierbij goed gelet is op de doelen voor bodem, water en klimaat en of vanuit deze doelen gebiedsgericht na is gegaan wat nodig is. Dat moet niet van bovenaf worden verordonneerd. Daarbij moeten grondeigenaren en –gebruikers meer worden betrokken bij de ruimtelijke opgaves. Waar de opgave voor grond complex is, kan het landinrichtingsinstrumentarium (WILG) een oplossing bieden. Daarnaast dient cherrypicking uit beleidsplannen zoals het Aanvalsplan Landschap, maar ook conceptuele ideeën als overgangsgebieden te worden voorkomen. Functie-veranderingen in een gebied moeten uitsluitend worden geïmplementeerd als er een definitief gedragen plan met financiële garanties vastgesteld is in het gebiedsproces.
De brief van minister Van der Wal over de voortgang van de PPLG's is hier te lezen.
Bron: LTO Nederland