Pepertrips, Japanse bloementrips en Vandatrips hebben een veel snellere ontwikkelingstijd (ongeveer 14 tot 16 dagen bij 25 °C) dan Aanthuriumtrips (32,5 dagen bij 25 °C). Pepertrips verpoppen zich in de grond aan de basis van de plant. Japanse bloementrips verpoppen zich in de grond en Vandatrips verpoppen zich aan de basis van de bladeren. Dat blijkt uit een drie jaar durend onderzoeksproject van de WUR waarin meer kennis verworven is over de levenscyclus, het gedrag en de potentiële natuurlijke vijanden van deze vier invasieve tripssoorten.
Thrips parvispinus (pepertrips), Thrips setosus (Japanse bloementrips), Dichromothrips corbetti (vandatrips) en Chaetanaphothrips orchidii (anthuriumtrips) komen uit Azië en zijn sinds kort een ernstige plaag in Anthurium-, lelie- en Phalaenopsiskassen in Nederland. Er zijn laboratorium- en kasexperimenten uitgevoerd met T. parvispinus op potanthurium, T. setosus op lelie, D. corbetti op Phalaenopsis en C. orchidii op snijanthurium.
Links een adult vrouwtje Thrips parvispinus (pepertrips) en rechts een adult vrouwtje Thrips setosus (Japanse bloementrips)
De onderzoekers van de WUR lieten zien dat T. parvispinus een duidelijke voorkeur heeft voor specifieke Anthuriumrassen. Daardoor is het mogelijk om te voorspellen waar de trips heen gaan en om biologische bestrijdingsstrategieën te richten op deze gevoelige cultivars. Er is geen positief effect van aanvullende voeding (pollen, Artemia, prooimijten) op T. parvispinus-populaties waargenomen.
De onderzoekers hebben roofmijten, insecten, entomopathogene schimmels en nematoden getest als natuurlijke vijanden tegen deze vier tripsoorten. Eén van de obstakels voor succesvolle biologische bestrijding die de onderzoekers hebben waargenomen, is de moeilijkheid om populaties van natuurlijke vijanden in gewassen te vestigen.
Natuurlijke vijand
De roofmijt Transeius montdorensis was de meest succesvolle natuurlijke vijand tegen T. parvispinus. Herhaalde introducties van grote hoeveelheden T. montdorensis met aanvullende voeding waren echter noodzakelijk omdat roofmijten zich niet gemakkelijk vestigen in Anthuriumplanten. Transeius montdorensis bestreed T. setosus ook met
succes in lelie. Het toevoegen van Artemia-cysten in het gewas hielp bij de vestiging van deze roofmijt zonder dat de tripspopulatie toenam.
Roofmijten (A. swirskii, T. montdorensis, N. cucumeris) en roofwantsen (Orius laevigatus) zijn ook effectief tegen D. corbetti in Phalaenopsis. De onderzoekers moesten deze echter wekelijks in het gewas introduceren. Het effect van bankerplanten en aanvullende voeding (Artemia-cysten) op O. laevigatus-populaties in Phalaenopsis is getest, maar de tot nu toe verkregen resultaten zijn niet bevredigend. Net als bij potanthurium kan het interessant zijn om nieuwe methoden te vinden om de vestiging van natuurlijke vijanden in Phalaenopsis te bevorderen.
Biologische bestrijding
Tenslotte is de biologische bestrijding van C. orchidii in snijanthurium nog lastig vanwege de verborgen levenswijze van deze trips in het gewas: ze blijven op smalle plekken zitten die moeilijk toegankelijk zijn voor predatoren. Biologische bestrijdingsstrategieën tegen deze trips vereisen op de lange termijn nog steeds herhaalde introducties van roofmijten. Biologische bestrijding van invasieve trips met entomopathogene schimmels en nematoden in kasomstandigheden was niet bevredigend.
Het rapport van de WUR is hier te bekijken.