Door klimaatverandering zullen grote delen van Zuid-Europa in de komende generatie hun potentie voor voedselproductie verliezen. In Spanje, Portugal, Griekenland, delen van Italië en Frankrijk zijn mislukte oogsten en droogte nu al aan de orde van de dag. Tegelijkertijd is het vanuit strategisch oogpunt cruciaal dat het Europese continent – ook op langere termijn – over voldoende voedselautonomie blijft beschikken. De oorlog in Oekraïne en toenemende handelsspanningen met China illustreren dat belang. Vanuit deze urgentie hebben LTO en de Vlaamse Boerenbond een opdracht gegeven aan Instituut Clingendael en het Vlaamse Instituut voor Landbouwonderzoek (ILVO) om de beleidsmatige omgang met vruchtbare delta's binnen de Europese Unie te evalueren. Op 16 juli publiceerden Clingendael en ILVO het rapport 'Vruchtbare Delta's, Re-balancing EU's Agriculture'.
Het rapport benadrukt het belang van de vruchtbare delta's in Noordwest-Europa, waaronder Nederland en Vlaanderen. De agrarische sector is in deze regio's veerkrachtig, hoogproductief, innovatief en levert landbouwkundige kennis waar wereldwijd gebruik van wordt gemaakt. Maar onze boeren en tuinders kunnen niet aan het onmogelijke gehouden worden. Juist daarom moet de verduurzamingsslag stapsgewijs en vanuit regionaal maatwerk worden aangepakt, volgens Clingendael en ILVO. Tussen verschillende Europese lidstaten bestaan grote verschillen en deze werken door in het karakter van de agrarische sectoren. Het Europese beleid zou hier, meer dan nu het geval is, rekening mee moeten houden.
Ruimte voor flexibiliteit
In het rapport bekritiseren Clingendael en ILVO de huidige top-down aanpak van de Green Deal. Door de complexiteit van de land- en tuinbouw zijn starre langetermijndoelen met vergaande ambities niet werkbaar. Juist om de Europese ambities voor verduurzaming van de landbouw te bewerkstelligen, pleiten de wetenschappers voor een flexibelere bottom-up-benadering en meer ruimte voor de lidstaten. Door de gevolgen van landbouwbeleid te monitoren en het beleid daarop met maatwerk aan te passen.
Ger Koopmans, voorzitter van LTO Nederland: "Nederland, Vlaanderen, Duitsland en omliggende gebieden zijn een vruchtbare delta met een sterke agrarische sector, én een sterk agrarisch systeem: niet alleen wat betreft de voedselproductie, maar bijvoorbeeld ook als het gaat om de productie en export van zaad- en pootgoed. En uiteraard de landbouwkundige kennis die hier vergaard wordt en waar wereldwijd gebruik van wordt gemaakt. Het is juist dit totale, samenhangende agrarische systeem dat internationaal gezien van grote waarde is. Daar zou het Europese beleid veel meer rekening moeten houden dan nu het geval is."
Haalbaar en realistisch
De Nederlandse landbouw, gelegen in een vruchtbare delta, heeft zich altijd aan veranderende omstandigheden kunnen aanpassen. Het aanpassingsvermogen van de sector is groot, maar wel op basis van beleid dat haalbaar en realistisch is. En vanuit beleid dat ondernemers ruimte biedt om op basis van vakmanschap naar doelen te werken op een manier die aansluit bij het bedrijf. Dat geldt niet alleen voor onze Nederlandse landbouw, maar ook voor andere landen in Europa. LTO Nederland roept beleidsmakers op om af te stappen van starre langetermijnambities en zich te richten op de problemen en uitdagingen waar de sector nú mee geconfronteerd wordt. Meer flexibiliteit, aanpassend vermogen en marktprikkels zijn hierbij cruciaal. Aan nieuwe Europarlementariërs vraagt LTO om een langetermijnvisie op voedselproductie te ontwikkelen die, met het oog op de geopolitieke verschuivingen en klimaatuitdagingen, veiligheid en voedselzekerheid waarborgt.
Ook de Vlaamse Boerenbond geeft haar visie.
Van frictie naar doordacht beleid
Boerenbond ziet hierin de bevestiging dat het Europese beleid in de komende legislatuur best evolueert van top-down ambities naar bottom-up doordacht beleid dat in overleg mét landbouwers wordt gerealiseerd. Bovendien is er nood aan een nauwe monitoring van wat werkt op het terrein om zo concrete stappen vooruit te zetten op het terrein eerder dan langetermijndoelstellingen te willen afdwingen die niet met de praktijk stroken. Doorgedreven en tussentijdse economische en juridische impactstudies, die gedragen zijn en doordenken tot op het niveau van de lidstaten en de regio's, zijn noodzakelijk in het besluitvormingsproces.
Lode Ceyssens, voorzitter Boerenbond: "Hoewel onze sector de voedselzekerheid op korte termijn mee waarborgt, mogen we er niet op gokken dat dit op lange termijn verzekerd is. De EU moet het beter doen dan spreken in grote ambities en verplichtingen, de EU moet het strategisch belang van de eigen voedselproductie en van onze regio aanzien en met de botten in het veld gaan staan. Want praktische oplossingen komen van onderuit en moeten ruimte krijgen. Een afbouw van de landbouw in Europa zou bovendien de klimaatimpact van de wereldwijde voedselproductie niet ten goede komen, gezien de duurzame productiemethoden in Europa, maar vooral in de vruchtbare delta."
Tijd is een belangrijk instrument: de landbouwsector hanteert geduldig kapitaal, in tegenstelling tot de markt die denkt op korte termijn en beleidsmakers die steeds sneller willen gaan zonder daarvoor de nodige randvoorwaarden te scheppen. Sneller gaan wil ook zeggen dat er de nodige investeringen vanuit de overheid tegenover moeten staan en dat hefbomen voor verandering in plaats worden gesteld. In tegenstelling tot het terugschroeven van het GLB-budget, moet dit versterkt worden en aangevuld met een bijdrage van andere beleidsdomeinen. Daarnaast moet ook werk gemaakt worden van hefbomen voor verandering naast beperkende regelgeving.
Bron: LTO & Boerenbond